Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZJ0133

Datum uitspraak2001-03-28
Datum gepubliceerd2002-06-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00230
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00230 28 maart 2001 CJIB 27641986 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Amersfoort van 12 juli 2000 betreffende [naam] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt De zaak is behandeld ter zitting van 7 december 2000. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr I. Verkerk. De betrokkene is niet verschenen. Bij arrest van 21 december 2000 heeft het hof de betrokkene in de gelegenheid gesteld door middel van bewijsstukken aan te tonen, dat hij financieel niet in staat is om zekerheid te stellen. Bij brief van 31 december 2000 heeft de betrokkene stukken ingezonden. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, waarvan gebruik is gemaakt. Nadien heeft de voorzitter de zaak ter afdoening verwezen naar de meervoudige kamer. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht“, welke gedraging zou zijn verricht op 3 juni 1999 op de Hogeweg/Operaweg in de gemeente Amersfoort. 3.2. De kantonrechter heeft, uitgaande van zijn - in hoger beroep niet bestreden - vaststelling dat de betrokkene niet binnen de hem gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en dat de betrokkene evenmin binnen een nader gestelde termijn dit verzuim heeft hersteld, het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard. 3.3. De betrokkene stelt zich op het standpunt, dat zijn financiële situatie zodanig is dat hij niet in staat is om zekerheid te stellen. De betrokkene voert aan, dat aan hem meerdere sancties zijn opgelegd, dat hij een bijstandsuitkering ontvangt, dat hij maandelijks fl 175,- aflost van een huurschuld en verder fl 89,- per maand van een andere schuld aflost. De betrokkene heeft een schrijven van een medewerker van de gemeente Veenendaal d.d. 24 januari 2000 overgelegd, waaruit blijkt dat hij een uitkering van de gemeente geniet. In zijn brief van 21 december 2000 voert de betrokkene aan, dat hij een schuld van fl 7.000,- bij de gemeente Veenendaal heeft. Bij deze brief heeft de betrokkene twee kwitanties met daarop de vermelding “afbetalingsregeling” gevoegd, waaruit blijkt dat hij een bedrag van fl 175,- aan Patrimoniums Bouwvereniging heeft betaald. Verder heeft de betrokkene drie bankafschriften overgelegd, waaruit blijkt dat hij een bedrag van fl 75,- aan Patrimoniums Bouwvereniging heeft overgemaakt. Voorts zijn twee bonnetjes van een betaalautomaat overgelegd, waaruit blijkt dat de betrokkene een bedrag van fl 85,47 en een bedrag van fl 100,- aan Patrimoniums Bouwvereniging heeft betaald. Tenslotte heeft de betrokkene twee uitkeringsspecificaties overgelegd, waaruit blijkt dat hij een bijstandsuitkering ontvangt ter hoogte van f l 349,92 per maand, waarop een bedrag van fl 89,- wordt ingehouden in verband met een terugvordering door de gemeente. 3.4. Vooropgesteld moet worden dat een zekerheidstelling ingevolge de WAHV in het algemeen niet in de weg zal staan aan de toegang tot de rechter en dat het bij de huidige stand van zaken ervoor moet worden gehouden, dat van een zodanige belemmering in ieder geval geen sprake is in geval van de betrokkene een zekerheidstelling van fl 150,- is verlangd. 3.5. In februari en mei 1999 heeft de officier van justitie de betrokkene in drie zaken in de gelegenheid gesteld zekerheid te stellen. In deze drie zaken is aan de betrokkene een sanctie opgelegd van fl 180,-. De betrokkene diende in totaal dus fl 540,- zekerheid te stellen. 3.6. Naar het oordeel van het hof heeft de betrokkene voldoende aannemelijk gemaakt, dat de omvang van het gevraagde bedrag aan zekerheidstelling - totaal fl 540,- -gelet op zijn financiële omstandigheden een zodanige belemmering oplevert, dat toepassing van het stelsel van zekerheidstelling in het onderhavige geval zou neerkomen op een ontoelaatbare beperking van het in art. 6 EVRM gegarandeerde recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie. 3.7. Uit het vorenoverwogene volgt, dat de kantonrechter het beroep van de betrokkene ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Na vernietiging en terugwijzing zal door de kantonrechter opnieuw een termijn voor het stellen van zekerheid moeten worden bepaald en daarvan moet door de griffier van het kantongerecht aan de betrokkene mededeling worden gedaan overeenkomstig het bepaalde in art. 11, derde lid, WAHV. Indien de betrokkene vervolgens binnen de hem voor het stellen van zekerheid gegunde termijn met redenen omkleed aanvoert dat van hem in verband met zijn financieel onvermogen in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij zekerheid stelt tot het totale van hem verlangde bedrag, zal de kantonrechter, tenzij deze het daaromtrent aangevoerde reeds aanstonds aannemelijk acht, de betrokkene in de gelegenheid moeten stellen op een openbare zitting te worden gehoord omtrent zijn financiële draagkracht. Acht de kantonrechter het aangevoerde gegrond, dan zal hij het bepaalde in art. 11, derde lid, WAHV in zoverre buiten toepassing moeten laten als in overeenstemming is met de draagkracht van de betrokkene. Zo nodig zal aan de betrokkene een nadere termijn moeten worden gegund waarbinnen deze alsnog de door de kantonrechter vastgestelde zekerheid kan stellen. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar het kantongerecht te Amersfoort ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, Kalsbeek en Van Dijk, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier.